Etniciteit heeft weinig invloed op depressie

De etnische afkomst van patiënten speelt geen belangrijke rol bij depressie en angststoornissen. Er zijn geen verschillen te zien in klachten of risicofactoren tussen verschillenden bevolkingsgroepen. Dit blijkt uit verschillende onderzoeken onder autochtonen en migranten in Nederland.
 
Mensen die vanuit een ander land naar Nederland zijn verhuisd, hebben een groter risico op stemmingsstoornissen blijkt uit onderzoek. Maar in het algemeen weten migranten hun weg naar de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) even goed te vinden als autochtone Nederlanders.
 
Toch zijn behandelaars in de GGZ soms onzeker over de behandeling van patiënten uit andere bevolkingsgroepen. Ze vragen zich af of ze de juiste diagnose stellen, omdat cultuur de beleving van angst en depressie kan beïnvloeden. Ook zijn de bang dat de behandeling niet goed aansluit op de oorzaak van depressie,bijvoorbeeld stress van het leven tussen twee culturen.
 
Maar kloppen deze aannames wel? Is er een verschil in angst en depressie tussen niet-westerse mensen en autochtone Nederlanders? In deze studie is dit onderzocht.

Onderzoek
De resultaten van 3 grote bevolkingsonderzoeken  zijn vergeleken:

  • 1183 Amsterdammers (van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Nederlandse afkomst) zijn ondervraagd over hun gezondheid en kregen een lichamelijk onderzoek.
  • 830 mensen zijn thuis uitgebreid geïnterviewd over hun psychische gezondheid door tweetalige interviewers (in het Nederlands, Turks, Arabisch of Berbers).
  • Samenwerking tussen GGD’s Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht waarvoor 16.832 mensen een schriftelijke enquête invulden.

Resultaten
Depressie komt wel iets vaker voor bij sommige bevolkingsgroepen, namelijk bij Turkse mannen en vrouwen en Marokkaanse mannen. Maar de symptomen zijn vergelijkbaar in alle bevolkingsgroepen. Het is dus niet zo dat mensen die oorspronkelijk uit niet-westerse landen komen, vaker last hebben van lichamelijke klachten. Of dat ze andere depressieve gedachten hebben.
 
Ook waren er geen verschillen in persoonlijkheidskenmerken die het risico op depressie verhogen. Depressie komt bij alle bevolkingsgroepen vaker voor bij mensen die op zichzelf zijn, zorgvuldig zijn, veel voor een ander doen en neurotische persoonlijkheidstrekken hebben. Zelfs ‘etnische dichtheid’ (of iemand in een buurt woont met veel bewoners van dezelfde afkomst) heeft geen invloed op het psychisch welbevinden van mensen.
 
Conclusie
Volgens de onderzoekers krijgt de afkomst van patiënten onterecht veel aandacht bij de behandeling van depressie. Uit deze resultaten blijkt dat afkomst geen belangrijke rol speelt bij  het type klachten en risicofactoren. Behandelaars kunnen en moetende reguliere diagnostiek en behandeling aanbieden, ongeacht iemands achtergrond. Met behulp van een gestructureerde beoordeling kun je namelijk sneller vaststellen of er sprake is van depressie of een angststoornis.