Deel I: Hoe een jonge vrouw in een kliniek belandt

In 2014 belandde Bregtje, een jonge moeder en freelance tekstschrijver/eindredacteur, in een ernstige klinische depressie. Het kwam tot een gedwongen opname in een psychiatrische kliniek.

Vier maanden lang bestond mijn leven uit een lange, tl-verlichte gang met 16 kamers en hun bewoners, een eetzaal, woonkamer, tv-ruimte en een in wisseldiensten bemande zusterpost. Ik was opgenomen in een psychiatrische kliniek. Niet geheel vrijwillig. Beter kan ik zeggen: geheel niet vrijwillig. Want, even cru gezegd, als een gek afgevoerd worden en in zo’n psychiatrisch gesticht belanden, dat was echt mijn grootste angst. Mijn aller, allergrootste nachtmerrie. En op die derde februari in de winter van 2015, zag ik dat schrikbeeld tot mijn grote ontzetting werkelijkheid worden.

Nadat er die ochtend in allerijl twee psychiaters op huisbezoek waren geweest bij mijn ouders, bij wie ik al een tijdje logeerde omdat het alleen thuis niet meer ging, met in hun kielzog een heel circus aan arts-assistenten, psychiatrisch verpleegkundigen en stagiars, die allemaal op mij in hadden gepraat en stuk voor stuk concludeerden dat ik mij in een zeer zorgwekkende mentale toestand bevond (mijn depressie maakte dat ik niks meer kon en niks meer wilde, en er het liefst gewoon helemaal niet meer wilde zijn), had ik twee opties: mee naar de kliniek, vrijwillig of onvrijwillig. Het moment dat je zoiets te horen krijgt, is even flink slikken. Maar hoe ziek ik ook was, met geen tien paarden kreeg je mij uit eigen beweging mee naar zo’n… instelling.

Dus nadat er druk heen en weer getelefoneerd was met de Burgemeester van mijn geboorteplaats en er een IBS (inbewaringstelling) afgegeven was, kon ik mijn tas gaan pakken (maar dat vertikte ik uiteraard en liet ik mijn moeder mooi doen) en met de ambulancebroeders mee naar de kliniek. Me verzetten had duidelijk geen zin, dus liet ik me gedwee meevoeren de knalgele ambulance in.

Onderweg kwamen de tranen. Zat ik nou echt in een ambulance op weg naar een psychiatrische kliniek? Was het echt zover gekomen en was dit werkelijk nodig? Hoe was ik in godsnaam in deze situatie beland? ‘Is dit je eerste opname?’ vroeg de broeder die me achterin vergezelde en me een tissue aanreikte om mijn neus in te snuiten. Ik knikte zwijgend. De zakdoek lag in mijn handen in mijn schoot, een traan viel op de binnenkant van mijn pols. Waren er dan mensen die dit vaker deden, vroeg ik me af. ‘Ze gaan je daar beter maken,’ probeerde hij me gerust te stellen. ‘Echt, je zal het zien.’ Hij keek me vriendelijk aan en legde even een zorgzame, bemoedigende hand op mijn schouder. Mijn tranen bleven komen. Later pas begreep ik, dat het ook vaak genoeg gebeurt dat ambulancebroeders mensen in compleet verwarde of psychotische toestand moeten meenemen, vastgestrapt aan een brancard, omdat ze zich hevig verzetten. Dan hadden ze aan mij die ochtend een makkie.

Mijn moeder was achter de ambulance aangereden en aanwezig bij de intake in de kliniek. Ik kon alleen maar wezenloos op mijn stoel zitten, alles wat gezegd werd ging mijn ene oor in en direct mijn andere oor weer uit. Het drong amper tot me door. Ik liep apatisch mee naar wat voor de komende twee nachten mijn kamer zou zijn op de High-care afdeling van de kliniek. Eigenlijk, zo werd me gezegd, had ik op de Medium-care binnen moeten komen, omdat ik rustig was en niet psychotisch maar wel heel, heel ernstig depressief, maar daar was nu geen bed vrij. Zodra er een plekje was, zou ik daarheen gaan. Een verpleegkundige leidde ons rond. Een lange gang met deuren, een eetzaal, een huiskamer, tv-ruimte en een zusterpost. Moest ik hier blijven? Op deze gang? Waar de f*ck was ik beland?

Nadat ik een korte paniekaanval had gehad toen mijn moeder laat op de avond huiswaarts was gegaan, ging ik in het bed dat tot mijn beschikking stond liggen. Het matras was oncomfortabel, het kussen riekte naar de mensen die er voor mij op gelegen hadden en ik, een dekbed gewend, kon de slaap niet vatten onder een katoenen laken en veel te dunne synthetische deken met brandgaten. Ook de onrust op de gang, bestaand uit gegil, geschuifel, gevloek en soms schril hoongelach van verwarde patiënten – medepatiënten zou ik eigenlijk moeten zeggen – hielden me uit mijn slaap, die allereerste nacht in de kliniek.

Lees hier Deel 2 van het verhaal van Bregtje

 

Deze blog is eerder verschenen op www.mindshakes.com en met toestemming geplaatst.

Meer ervaringsverhalen