MIND Published Wat houdt dit in?

Deel III: Mijn medepatiënten, van bouwvakker tot snelle advocaat

In 2014 belandde Bregtje, jonge moeder en journalist, in een ernstige klinische depressie. Het kwam tot een gedwongen opname in een psychiatrische kliniek.

Mijn plan was om met mijn ogen en de gordijnen dicht in een donkere kamer te doen alsof ikzelf noch de wereld bestond. Natuurlijk kwam ik daar in de kliniek niet mee weg. Ik kon niet aan de realiteit ontsnappen, hoe graag ik ook wilde.

De realiteit was dat ik gedwongen in een psychiatrische kliniek zat, samen met vijftien anderen. Op de weinige momenten dat ik niet volkomen apathisch in mijn bed naar het plafond of de muur lag te staren, maar moest deelnemen aan het dagelijks leven in de kliniek, observeerde ik heimelijk mijn medepatiënten. Elke dag was er ‘verse’ aanwas, het was een komen en gaan van mensen. Bij elke lunch, elk diner ontwaarde ik weer nieuwe gezichten aan tafel. Sommigen bleven een paar dagen, anderen een paar weken en er waren er die, net als ik, meerdere maanden bleven. En al sprak ik weinig met ze – ik was hier niet om nieuwe mensen te leren kennen of vrienden te maken – ik was wel degelijk geïntrigeerd door de mensen die ik dagelijks om mij heen zag. Wat was hun verhaal?

Zo was er Arjan (niet zijn echte naam), een graatmagere jongen met sliertig bruin haar en een heel vriendelijk gezicht. Even oud als ik. In de binnentuin draaide hij shagjes, die hij aan de andere jongens uitdeelde. Hij werkte naar zijn ontslag toe. Met zijn vader was hij bezig om zijn nieuwe huis te schilderen. Na meer dan een jaar opgenomen te zijn geweest, stond hij nu op het punt om, met hulp van zijn ouders en maatschappelijk werk, weer op zichzelf te gaan wonen en werk te zoeken. Terug naar de maatschappij.

In de avonduren zat hij vaak te schaken met Alice (niet haar echte naam), een bleek meisje met springerige rode krullen, dat je herkende aan de manier waarop ze door de gangen slofte. Schoenen heb ik haar nooit zien dragen, ze liep standaard rond op sloffen en in een huispak van fleece. Ze was ergens halverwege de twintig en studeerde, maar had paniekaanvallen en kon daardoor niet meer in het studentenhuis waar ze woonde blijven, laat staan studeren. Ze had al meerdere opnames achter de rug. In de vier maanden dat ik in de kliniek zat, zag ik haar ontslagen en weer opgenomen en weer ontslagen worden en daarna wekelijks een of meerdere nachten op de BOR (Bed-Op-Recept) komen.

En er was Shanti – niet haar echte naam, zo noemde ze zichzelf. Lang, mager en 40-something. Haar felblauwe, zwaar met zwart kohlpotlood omlijnde ogen waren ijzig indringend. Ze deed aan yoga en liep rond in een roze bodywarmer met aan de achterzijde een tijgerstaartje eraan vast – ter herinnering aan haar overleden kat. Ook had ze met grote letters van stof ‘FUCK YOU!’ op de rug van diezelfde bodywarmer genaaid. Ze bleef een klein weekje en was van de ene op de andere dag verdwenen.

Dan was er nog de vrouw met het verband om haar polsen. Had ze echt een zelfmoordpoging gedaan? Ze sprak weinig en zat alleen. Op een avond, toen mijn moeder me terugbracht van een zondag bij haar thuis, brak die vrouw uit. Ze had al in een hoekje staan loeren bij de hermetisch gesloten deur, en op het moment dat Tess (niet haar echte naam) van de verpleging die opende om ons binnen te laten, zag ze haar kans schoon: ze nam een sprint, duwde iedereen opzij en stormde haar vrijheid tegemoet. Grote consternatie, maar de volgende ochtend zat ze gewoon weer aan het ontbijt. Was ze door de politie opgepakt en teruggebracht?

En dan de razend knappe, welbespraakte, onderhoudende en sociale advocaat Rogier (niet zijn echte naam), van wie alle dames in de kliniek even hebben moeten blozen, kan niet anders. Zelfs ik, ziek als ik was. Mooie man, mooie vrouw, twee mooie kinderen, mooi huis, mooie baan. En een dijk van een depressie.

Zo kan ik nog wel even doorgaan. Als ik iets heb geleerd en ingezien in de kliniek, is het dat psychische problemen ons allemaal kunnen overkomen. Oud, jong, dun, dik, rijk, arm, hoger of lager opgeleid: verdriet, verlies, trauma’s, pijnlijke gebeurtenissen, crisissituaties, zorgen en problemen kunnen ons allemaal over the edge jagen. Allemaal kunnen we vastlopen en het punt waarop we breken bereiken. Als dat door onfortuinlijke omstandigheden ook gebeurt, is dat niet iets om je voor te schamen, weet ik nu. Het is maar al te menselijk.

Deze blog is eerder verschenen op www.mindshakes.com en met toestemming geplaatst.

Meer ervaringsverhalen