Dysthymie in mijn beleving

Als ik terugkijk op mijn leven denk ik dat al ik minstens 40 jaar last heb van sombere gevoelens. Ik heb het lange tijd verbonden aan het moment dat ik me bewust werd van mijn homoseksualiteit, in mijn veertiende levensjaar. Dan zou mijn coming-out en een stabiel leven met een vaste partner er wel een einde aan hebben gemaakt, maar dat is niet gebeurd. Als er al sprake zou zijn van een causaal verband dan heeft vermoedelijk de al bestaande dysthime stoornis de coming-out en zelfacceptatie bemoeilijkt. Zowel de coming-out als zelfacceptatie verliepen in horten en stoten. Op mijn 20e kwam ik uit de kast, na een mislukte zelfmoordpoging (ik zocht hulp voor het te laat was en belandde in het ziekenhuis). Voor het eerst praatte ik over mijn diepste gevoelens, met een psychiater, een chirurg (die langskwam om me een hart onder de riem te steken) en ook met mijn ouders. Het werd ons eerste en laatste eerlijke en intieme gesprek. In ons gezin werd niet gepraat, maar geruzied. Het huwelijk van mijn ouders was en is nog steeds liefdeloos. Ik probeerde me aan deze ruzies te onttrekken, maar werd er toch bij betrokken. Dat heeft mij een hartgrondige afkeer van ruzies opgeleverd en een daarbij horend conflictmijdend gedrag. Ik maak pas ruzie als de druk echt veel te hoog is opgelopen en ervaar dat eigenlijk nooit als een opluchting. Niks, stoom afblazen en druk van de ketel! 

Er kan ook best een erfelijke factor aan te grondslag liggen. Enkele van mijn vaders broers en zusters lijden/leden aan vormen van depressie, schizofrenie en/of overspannenheid en worden/werden daarvoor behandeld, inclusief opnames. Daarnaast hebben de beide broers van mijn moeder psychische klachten, vermoedelijk voortkomend uit een strenge gereformeerde opvoeding. Ik ben zelf in hetzelfde milieu opgegroeid, maar niet streng gelovig opgevoed. Wel ben ik veel te lang in dat milieu blijven hangen. Ik ging pas op mijn dertigste het huis uit. De vraag is waarom. Het komt ongetwijfeld voort uit de besluiteloosheid, het onvermogen om knopen door te hakken en mijn gebrek aan zelfvertrouwen. Voila: alweer die ellendige dysthime stoornis. Voldoet dit als excuus, ik weet het niet, het is in elk geval een mogelijke verklaring. Tussen mijn twintigste en dertigste was ik terug in de kast. Alleen mijn ouders en een oom en tante wisten dat ik homo ben. Ik leidde geen dubbelleven, maar was vooral verstoppertje aan het spelen. Dat kosttte veel energie en vrat de laatste restjes zelfrespect weg. Op mijn dertigste ging ik eindelijk op mijzelf wonen, kwam voor de rest van de wereld uit de kast, en werd op slag smoorverliefd op een man waarmee ik nu al bijna 25 jaar samen ben. Had ik veel eerder moeten doen; eind goed, al goed zou je zeggen. 

Helaas blijft de neerslachtigheid een constante in mijn leven. Ik verwoord het als volgt: “wat ik doe is nooit goed genoeg”, dat wil zeggen: “niet goed, niet genoeg of niet goed genoeg”. Mijn vriend doet aan coaching, ik heb ook wat van zijn vakliteratuur gelezen. Ik weet dus van het bestaan af van de ‘innerlijke criticus’ die dominant lijkt te zijn in mijn leven en van ‘de strijder’ die niet op afroep beschikbaar is, maar wel komt opdraven als er sprake is van een echte crisis. Dat heb ik in elk geval al meerdere malen meegemaakt en dat is toch bemoedigend. Ik kan me heel druk maken over wereldproblematiek, waarop ik hoegenaamd geen invloed heb en die niet of nauwelijks invloed op mij heeft. Ik kan ook boos worden om iets kleins (bijvoorbeeld een veter in de knoop) en daarover in een kinderlijke woede-uitbarsting vervallen. Als dit de ook de strijder is dan heb ik er op sommige momenten meer last dan gemak van. 

Mijn vriend heeft een schoolvriend die al heel lang lijdt aan een ‘echte’ depressie, met pieken en dalen. Daarin herken ik me absoluut niet in. Bij mij kabbelt het vooral, maar meestal in de mineur, met veel getob en getwijfel. De weg van de minste weerstand lijkt te zijn om je in de put af te laten glijden. Tegenstribbelen kost namelijk veel meer energie, maar omhoogkrabbelen ook. 

Ik heb professionele hulp gezocht en tweemaal een serie gesprekken met psychologes gevoerd. Dat leverde inzichten op en opluchting en handvatten, in het besef dat je het allemaal zelf moet doen. Eigenlijk lukt me dat helemaal niet en dat is uiteindelijk toch ontmoedigend. Na een intakegesprek bij een arts kwam ik in een rapport de term ‘dysthyme stoornis’ tegen. Ik had daar nog nooit van gehoord. Internet gaf mij (en mijn vriend) een gevoel ven herkenning en erkenning. Mijn vriend heeft wel eens opgemerkt dat hij in zijn meest introverte gemoedstoestand nog extraverter is dan ik in mijn meest extraverte. Terwijl hij niet eens zo erg uitbundig is. 

De laatste jaren ervaar ik meer stress, vooral op mijn werk. Ik werk al sinds het voorjaar van 1992 bij een kleine organistie en heb daarin een forse ontwikkeling doorgemaakt. Deze organisatie is zelf ook flink veranderd in de loop der jaren. Ik merk dat ik hierin niet meer zo goed pas. Bovendien gaat het momenteel slecht, dat was al zo voor de Coronacrisis. We stevenen zelfs op een faillissement af, mogelijk binnen twee jaar al. Dat legt nog meer druk en bij tijd en wijle dreig ik daaraan te bezwijken. Mijn partner en vrienden adviseren me om me heen te kijken, op zoek te gaan naar een baan waar ik blij van word en energie van krijg. Het zijn clichés en ik weet er geen raad mee. Ik wil niet de eerste rat zijn die het zinkende schip verlaat. Dat druist ook in tegen mijn calvinistische inborst: loyaliteit, plichtsbesef en verantwoordelijkheidsgevoel zijn me bij wijze van spreken met de paplepel ingegoten. Een gereformeerde opvoeding heeft ook positieve kanten.

Ik heb daarom ook last van schuldgevoelens: wat loop ik toch te zeuren!! Als ik mijn zegeningen tel verschijnen er vooral groene vinkjes: ik heb geen financiële zorgen, een vaste baan, een stabiele relatie, een mooi huis en een goede gezondheid. Beslist geen saai leven. Kijk ik naar mezelf dan beschouw ik mezelf wel als saai, of-in een positieve stemming- bestempel ik mezelf als ‘degelijk’.  

Hoe het verder moet weet ik niet. Het voelt als constant aanmodderen. Ik ben wel gefascineerd door het principe van ‘voice-dialogue’ in een therapeutische behandeling, maar weet niet of ik daarmee verder zou komen. Telkens als de neerslachtigheid wat minder wordt neem ik me voor knopen door te hakken. Telkens weer schrik ik daar voor terug. Bovendien neemt het gevoel dat het allemaal wel meevalt (“wat zeur ik toch!?”) dan weer de overhand. Wordt vervolgd dan maar.

Meer ervaringsverhalen