Mijn man heeft een depressie en wil geen hulp

Mijn man heeft een depressie. Voor hem is alles zwart. De depressie woont ook bij ons thuis, en kleurt alles grijs. Er is geen hulp of therapie, want volgens hem is hij niet depressief, maar overspannen.

Hij werkt niet meer. Hij is altijd thuis. Ik werk overdag, de zorg voor de kinderen is dan voor hem, als ik thuis kom zijn ze goed verzorgd, hebben gegeten, zijn gewassen, maar zijn niet naar buiten geweest. Er is niet met ze gespeeld. Hij heeft daar geen energie voor, en dat voelen ze feilloos aan. Als ik thuiskom probeer ik dat in te halen. Hij  komt bijna niet meer buiten. Mensen ontwijken hem, en eigenlijk begrijp ik dat wel: hij is onverzorgd, niet in voor een praatje, een schichtige schim. Het doet me pijn om hem zo te zien.

Mijn hart knijpt samen voor de kinderen want echt gezellig is het natuurlijk niet. Hij doet zijn best, hij is dol op ze. Maar hij is somber, heeft geen energie, ziet nergens meer de zon van in. Alles is zwart. Hij ligt overdag vaak uren en uren in bed, slaapt 's nachts bijna niet, zelfs niet met een pilletje. Avond aan avond zitten we alles te herkauwen wat er is gebeurd. Met wijn en nog meer wijn. We draaien in dezelfde kringetjes rond. Wat is er mis gegaan? Hoe kunnen we het weer in orde krijgen?

‘Ik wil liever dood’, zegt hij op een ochtend. ‘Zo kan ik niet leven. Ik kan alle slaappillen nemen die we hebben.’ Die middag fiets ik toch naar mijn werk, met een angstig gevoel. Had ik alle pillen in huis moeten verstoppen?  Moet ik iemand bellen om bij hem te blijven? Hoe zou ik het eigenlijk vinden als hij er niet meer was? Ik stel me al die vragen wel, maar fiets toch door.  Jouw verantwoordelijkheid, denk ik. En ik voel me niet eens schuldig.

Ik zit bij de huisarts, en heb mijn vriendin meegenomen. Ik weet niet meer wat ik moet doen. Maar één ding weet ik wel: hij moet slapen. De slaappillen werken niet meer. Nacht aan nacht ligt hij wakker, en ook ik doe zo geen oog dicht. Ik heb me ziek gemeld. ‘Kun jij een ander slaapmiddel voor hem voorschrijven?’ vraag ik. ‘Dan zal hij toch echt zelf moeten komen,’ zegt de dokter. ‘Maar dit gaat natuurlijk niet goed zo. Ook niet met jou en de kinderen. Is er iemand die hem kan helpen zodat jij even weg kan? Kun jij ergens naartoe?’ Ik kijk mijn vriendin aan. Ja hoor, zegt haar blik, jullie kunnen wel bij mij.

Hij ligt inmiddels op de zolder, op een matrasje tussen de dozen. Hij slaapt soms een paar uur, en ligt daar maar. Ik vind het vreselijk om hem zo achter te moeten laten, maar ik weet het verder ook niet. Ik weet dat hij zo niet meer wil leven. Maar ik heb echt alles gedaan wat ik kon en ik weet niet meer wat ik moet doen. Ik vlucht, met mijn kinderen, naar mijn vriendin.

Ik blijf wel een week. Het is gezellig en knus. We lezen voor en doen spelletjes, gaan naar de film, kopen lekkere dingen en verwennen onszelf. En we praten en ik vertel en ik huil, iedere avond. Ik stuur een mail en zet hem onder druk: je hebt een depressie, je bent ziek. Je moet naar de dokter gaan, anders kom ik niet terug. En ik meen het. Als er nu niet iets verandert, blijf ik hier. Of ik ga ergens anders heen. Maar ik ga niet terug in die somberheid, die zwaarte. Niet voor mezelf, niet voor de kinderen.

Dan komt er een mail: ’Ik ben bij de dokter geweest. Hij stuurt me door naar een psychiater, voor antidepressiva.’ Ik weet niet hoe snel ik mijn tas moet pakken. Naar huis!

De schrijver van dit verhaal wil graag anoniem blijven. De auteur is bekend bij platform Villa Balans

Meer ervaringsverhalen