Depressie bij ouderen

Oudere man Pexels rechtenvrij

Als grijstinten de oude dag beheersen

Depressie bij ouderen is een veelvoorkomend gezondheidsprobleem. 2 tot 3% van de ouderen heeft een ernstige depressie. Een veel groter aantal, 15 tot 20%, heeft een lichte vorm. Van de 1.500 mensen die jaarlijks als gevolg van een depressie hun leven beëindigen, is een derde ouder dan zestig jaar.
 
Direct naar:

Als je ouder bent en aan een depressie lijdt, heb je vaak niet zozeer last van extreme somberheid. Je stemming is eerder mat en gelaten. Een depressie bij ouderen wordt dan vaak ook niet herkend. Dat komt omdat de klachten aan de leeftijd worden toegeschreven, maar ook omdat de depressie verschilt met die van jongere mensen met een depressie. Hierdoor krijgen ouderen met een depressie vaak niet de juiste hulp.

Klachten

Met name de eerste vijf verschijnselen komen veel voor wanneer je ouder bent en een depressie hebt:

  • concentratieproblemen, vergeetachtigheid en besluiteloosheid
  • slaapproblemen: moeite met in slaap vallen of doorslapen, of moeilijk uit bed kunnen komen
  • lichamelijke klachten zoals verstopping, een droge mond, onverklaarbare pijn, duizeligheid, hartkloppingen, trillende handen, druk op de borst, en hoofd- en rugpijn
  • somberheid, lusteloosheid en prikkelbaarheid
  • denken aan zelfdoding
  • gebrek aan interesse en plezier, nergens van genieten
  • sterke neiging tot piekeren
  • grote vermoeidheid
  • gebrek aan eetlust en gewichtsverlies, of juist overdreven eetlust en gewichtstoename
  • traagheid in praten, denken en bewegen, of juist lichamelijk onrust
  • het gevoel van binnen dood of leeg te zijn
  • gevoelens van machteloosheid, wanhoop en angst
  • huilen zonder dat dit oplucht of graag willen huilen maar dit niet kunnen
  • schuldgevoelens en het gevoel niets waard te zijn
  • nauwelijks of geen zin in seksueel contact

Oorzaken

Een depressie heeft niet één duidelijke oorzaak, maar ontstaat door een combinatie van biologische, sociale en psychische factoren. Bij ouderen kan een depressie onder meer een lichamelijke oorzaak hebben, worden veroorzaakt door medicijngebruik of samenhangen met vormen van dementie
 
Biologische factoren
Een belangrijke biologische factor is erfelijkheid: in sommige families komen depressies vaker voor dan in andere. Ook het gebruik van bepaalde stoffen, zoals hormonen, medicijnen en alcohol, kan het ontstaan van een depressie uitlokken. Een biologische factor die een rol speelt wanneer je ouder bent, is invaliditeit of ziekte. Als je lijdt aan een van de volgende ziekten loop je een grotere kans een depressie te krijgen: 

  • beroerte
  • hart- en vaatziekten
  • ziekte van Parkinson
  • diabetes
  • schildklier- en bijnierschorsafwijkingen

De depressie is dan direct het gevolg van de ziekte, maar ook het verlies van mogelijkheden en verandering van levensperspectief spelen mee.
 
Sociale factoren
Sociale factoren, met name verdrietige of schokkende gebeurtenissen, kunnen een depressie oproepen. Een voorbeeld is het overlijden van een partner, familielid of vriendin. Ook ingrijpende veranderingen zoals pensionering of verhuizing naar een verzorgingshuis, kunnen je kwetsbaarder maken voor een depressie. Dat geldt nog meer wanneer je jouw oude sociale contacten moet missen of wanneer je niet kan wennen aan jouw nieuwe omgeving.
 
Psychische factoren
Persoonlijke eigenschappen zijn van invloed op het wel of niet krijgen van een depressie. Bijvoorbeeld het vermogen om problemen op te lossen, verdriet te verwerken en steun te vragen.

Verhaal van mevrouw Van Dam

Mevrouw Van Dam (81) woont nog steeds zelfstandig. Ze heeft last van reumatische gewrichtspijnen en onverwachte evenwichtsstoornissen. Daardoor komt ze niet meer zoveel buiten als vroeger, maar ze redt zich nog goed.

De laatste jaren is het stiller geworden om haar heen. Na haar man zijn ook haar broer en enkele vriendinnen overleden. Daar heeft ze nog steeds veel verdriet van. Zin in bezoek heeft ze nauwelijks meer. Ze hield altijd het nieuws bij en puzzelde veel, maar tegenwoordig interesseert haar dat weinig.

De laatste maanden komt mevrouw Van Dam steeds vaker op het spreekuur van haar huisarts. Haar klachten zijn dezelfde als de jaren daarvoor, maar toen vroeg ze er nauwelijks aandacht voor. De huisarts vindt dat mevrouw een matte, lusteloze indruk maakt. Op zijn vraag hoe ze zich voelt, antwoordt ze dat ze wat eenzaam is. Gewoon, niets bijzonders. Na enig aandringen vertelt ze ook dat ze de laatste tijd veel vergeet. Ze heeft nauwelijks zin in eten en ligt ’s nachts uren wakker. De huisarts concludeert dat ze een depressie heeft. Mevrouw Van Dam is verbaasd maar ook opgelucht. Is er dan misschien toch iets aan te doen? De huisarts schrijft mevrouw Van Dam medicijnen voor en verwijst haar naar een cursus voor ouderen met een depressie.
 
Drie maanden later is zij een stuk opgeknapt. Haar lichamelijke klachten lijken minder belangrijk. Ze vindt het weer fijn als er bezoek komt en haalt daarvoor lekkers in huis dat ze zelf ook met smaak opeet. Bovendien is ze minder moe, omdat ze beter slaapt. Op de cursus waar mevrouw van Dam één keer per week naartoe ging, heeft ze geleerd haar gevoelens te uiten. Ze heeft er nuttige tips gekregen over hoe ze iets kan doen tegen haar depressieve klachten en ze heeft een paar leuke contacten opgedaan.