Niet ondanks, maar dankzij de depressie

Peter Oostelbos

De depressie is altijd bij me. Het begon al toen ik nog een klein jongetje was: elf jaar. Maar de diagnose kreeg ik pas op mijn 52ste. Ik heb dus veertig jaar geworsteld met iets waarvan ik niet wist wat het was. Ik groeide op van een stil kind met het gewicht van de wereld op zijn schouders tot een goed gelukte, gelukkig getrouwde, maar toch ongelukkige volwassene. Iedereen om me heen zag mijn stilte als een kwaliteit. Alleen ik wist dat het van een duistere plek kwam die eigenlijk geen aanmoediging zou moeten krijgen. Ik ben opgegroeid in een streng katholiek gezin waar geen ruimte was voor emoties, ik heb nooit laten zien hoe moeilijk ik het had, dat masker is zowel een destructieve eigenschap als een overlevingsmechanisme. Je isoleert jezelf compleet, een uiting van de ongelukkigheid en radeloosheid. De eenzaamheid is voor mij een van de kenmerkendste eigenschappen van depressie.

Op mijn zeventiende heb ik twee pogingen tot zelfdoding gedaan, die laatste paar uren waren afschuwelijk: complete wanhoop, uitzichtloos en eenzaamheid. Toen het mislukte had ik daar gemengde gevoelens over, er was wel enige opluchting, maar ik dacht ook: ‘Shit, nou moet ik dus verder met deze ellende’.  Ik had er geen idee van hoe ik dat moest doen. Maar toch ben ik verder blijven ploeteren. Al die tijd wist ik niet wat er met mij aan de hand was.

Ik heb altijd kunnen functioneren. Zelfs met de constante stroom aan negatieve gedachtes die dag in dag uit door mijn hoofd dreunde: ‘Ik kan het niet, ik wil dood, het heeft geen zin.’ Het is als een lugubere radiozender die alleen ik kan horen. In een depressie kan ik het verdriet tot in mijn lichaam voelen. Het ging via een zeurende pijn in mijn maag en een overweldigende vermoeidheid die me niet verliet, hoeveel ik ook sliep. Ik dacht dat die stemmen van mij waren, dat al die negatieve gedachten in mijn hoofd de waarheid waren. Op dat moment waren ze mijn waarheid. Nu weet ik dat ik meer ben dan dat negatieve beeld dat ik van mezelf heb wanneer ik in de depressiespiegel kijk.

Het klinkt misschien raar, maar soms is een depressie voor mij vluchtgedrag. Na al die jaren heb ik ontdekt dat ik me vaak niet gezien voel. En dat is een van de ondragelijkste dingen om te voelen als mens. Zodra ik me niet gezien voel, zak ik weg in een depressie. Alsof een depressie dragelijker is dan dat gevoel om niet gezien te worden!

 

Wat ik terug zeg

Wanneer ik echt diep in een depressie zit, heb ik niks terug te zeggen. Heb ik niks tegen alle donkere gedachtes in te brengen, maar ik vlucht. Ik vlucht mijn bed in, de deur uit met mijn hond, en mijn hoofd uit met films, spelletjes en porno. Alles om maar niet alleen te hoeven zijn met mijn gedachtes. Om mezelf te troosten ging ik veel eten. Ik ken elke gebakswinkel in de omgeving.

De laatste keer dat ik klaar was om uit het leven te stappen zei mijn vrouw: “Peter, hoe moeilijk ik dat ook vind als dit voor jou de oplossing is dan moet je dat doen, dan steun ik jou daarin.” Die steun was heel fijn. Toen heb ik zelf toch bedacht dat ik wilde blijven leven. Voor Arja, mijn vrouw en voor mijn dochter Jip. Ik besloot toen ook om op zoek te gaan naar de beste hulp die ik kon vinden. Die beslissing heeft uiteindelijk tot de diagnose depressie geleid. De diagnose voorkomt niet dat ik af en toe in een depressie zak, maar het heeft wel veel verhelderd.

Ik blijf het proberen. Ik heb meer dan honderd depressieve episodes in mijn leven gehad, en hoewel elke weer anders is, weet ik nu dat ik het kan.

En in mijn diepste dalen, op de momenten dat ik echt niet meer wil leven denk ik: ‘Stel dat ik wil blijven leven? Voor wie zou ik dat doen?’ Dan denk ik aan de gezichten van mijn vrouw en mijn dochter: voor hen wil ik leven.

 

Wat (soms) helpt

Wat absoluut niet hielp was om te vechten tegen de depressie, om het te zien als een kwaadaardige vijand die ik moest verslaan. Keer op keer bracht dit een verschrikkelijke teleurstelling wanneer het niet lukt om het kwaad definitief te overwinnen en nog lang en gelukkig te leven. Dus ik ben gestopt met vechten, met energie verspillen aan een vijand die ik niet kan verslaan. Ik realiseerde me dat mijn depressie een onderdeel van mij is. Wat maakt dan die vijand? Een deel van mij. Al die tijd vocht ik tegen mijzelf, geen wonder dat ik me er niet beter door voelde. Nu accepteer ik dat de depressie geen vijand is, maar een deel van mij. We horen bij elkaar. Ik gebruik nog steeds medicatie. Ook die medicatie zorgt er niet voor dat ik niet meer in een depressie beland. Maar het beschermt mij wel. De rest moet ik zelf doen. En dat wil ik ook zelf doen.

Depressie is niet mijn favoriete deel, maar het mag er wel zijn. Ik heb geleerd om mijn leven te delen met mijn depressie, in plaats van het gevecht mijn leven over te laten nemen. Tijdens dat proces kwam ik tot het inzicht hoeveel ik eigenlijk heb geleerd van mijn depressie. Ik ben blij en trots op wie ik nu ben. En ik ben zo geworden, niet ondanks, maar dankzij mijn depressies. Laatst vroeg iemand aan mij: “Peter, stel dat je nooit meer depressief zou zijn, zou je het dan gaan missen?” Ik twijfelde niet aan mijn antwoord: “Ja, ik zou het missen!” De prijs is hoog, maar toch kan ik mijn depressie nu ook met volle overtuiging bedanken voor alles wat ik ervan heb geleerd.

Ik heb van mijn ziekte mijn kracht kunnen maken. Het had mij iets te vertellen. Ik moest iets uitzoeken. Niet alleen om mezelf beter te leren kennen en een beter mens te worden. Maar ook om mezelf rijker te maken en daarmee ook iets te kunnen geven aan de wereld en mijn omgeving. Dat is dan mijn bijdrage aan een mooiere wereld.

Op MINDblue en www.Allesgoed.org vind je verhalen van mensen die openhartig vertellen over hun depressie en wat ze helpt.

Meer ervaringsverhalen